De wonderbaarlijke avonturen van Lucky, de hond
Aflevering 2: Een vrolijke vogel
Als je van het Plein af naar de Stadionkade rent en over de brug en dan steeds rechtdoor, voorbij het Spinoza waar je liever die kinderen niet tegenkomt, langs de villa’s aan het water waar in eentje daarvan de Verschrikkelijke Hond woont, daar vertel ik later nog weleens over, en je ruikt dan de lucht van het uitvaartcentrum, dan ben je er al bijna. Dan kun je twee dingen doen: rechtdoor of opzij. Opzij is langs een weg met auto’s en fietsen en het risico dat de poort dicht is. Rechtdoor ga je over het parkeerterrein, langs de snelweg door bosjes met brandnetels en muggen en een stukje zwemmen door diep water. Maar zo weet je wel zeker dat je er komt.
Vandaag neem ik de weg. De poort staat op een kier. Nergens mensen. Eén ding weet ik: verstand op nul als je iets wil en niet om je heen kijken. Doen, gewoon doen. Dus ik ren als een schicht langs het gebouw, glij door het hek, en hup meteen weer langs de muur, in niet meer dan drie seconden. Mijn hart gaat open. Als ik toch eens hier kon wonen… Tussen de konijnen, tussen de hagen, de mossen en de stenen.
Ik ren over de witte kiezels van de paden, mijn poten jagen me voort, mijn neus leidt me. Links en rechts zitten konijntjes met hun snuffende en kauwende snuitjes doodgemoedereerd op hun achterste met van die starende ogen naar me te kijken, niet eens gealarmeerd. Ze hebben gelijk, á la minuut dat ik op ze afstuif, zijn ze verdwenen. Nooit geen idee waar naartoe. Alle konijnen zitten me dan uit te lachen. Maar vandaag heb ik een plan, een val, ik ga een val zetten. Ik ga achter een praalgraf liggen, zo plat mogelijk, en als er dan een konijn zo stom is langs te lopen, grijp ik hem met één grote sprong met mijn vier poten in de lucht. Ik weet ook al achter welk praalgraf. Aan de linkerkant staat ie. Hij is gemaakt van zwart marmer, hij torent boven alles uit. Alles glimt en ruikt naar schoonmaakmiddel. Er staan daar altijd potten met bloeiende planten waar de konijnen op af komen.
Maar plotseling ruik ik een andere hond. Is dat een teef? Is dat een loopse teef? In volle draf sta ik stil. Het spoor is vers, heel vers, die hond moet vlakbij zijn, maar waar? Waakzaam kijk ik alle kanten op. Daar, daar staat ze, trillend van opwinding, op mij te wachten. Een prachtig zwartwit teefje, slank, het witte puntje van haar staart zwiepend als een propeller in de lucht. Ze trappelt naar me toe als een dressuur-paardje, wat een vrolijke vogel! Ik zal je iets vertellen over het liefdesleven van een hond. Honden houden net als mensen van seks maar wij scheiden dat niet van liefde. Daarom schamen wij ons ook niet. Hoe vaak heb ik mensen niet zien (en horen!) vrijen, in de bosjes, stiekem, heimelijk, seks ja, maar liefde ho maar! Daarna komen de tranen en ik mis je zo. Voor een hond is dat maar ingewikkeld. Liefde en seks zijn één voor ons.
Normaal gesproken ben ik best selectief maar zij was op slag onweerstaanbaar. Wat een teef! Ze keek zo grappig uit haar ogen, die oortjes rechtop. Ze gromde, dat wel, maar het maakte haar eigenlijk alleen maar nog aantrekkelijker. Ze trippelde hoog op de poten naar me toe en dook meteen in mijn kruis. Ik liet me dat geen twee keer zeggen en dook in het hare. Wat rook ze lief, geen maagd meer, maar dat maakt me niet uit. Honden nemen niet veel tijd voor het voorspel, het is ja of nee, maar ons naspel is onnavolgbaar. Wij zitten lange tijd aan elkaar vast, en in die tijd wordt een onverbrekelijke band geschapen. Man, man… je moest eens weten wat een zaligheid dat is.
Toen we eindelijk loskwamen, voelde ik me leeg. Mijn teef ook, zag ik. Het leek of ik vanbinnen gewassen was, mijn ogen zagen elk detail van haar, mijn neus rook elk luchtje. Ik gaf haar een natte neuszoen en wandelde traag richting poort. De konijnen zaten er nog maar mijn interesse was verdwenen. Daar sjokte ik terug, door de poort, langs de witte villa’s, langs het huis met de Verschrikkelijke Hond en de school waar je maar beter niet de kinderen van kan tegenkomen. Over de brug, door het straatje met de rode meidoorns, naar mijn hok. Daar viel ik in slaap, vol van liefde.
Eli Blom